Hernia nuclei pulposi, in de volksmond ook wel een hernia is een uitstulping van de zachte kern (Nucleus Pulposus) van de tussenwervelschijf (Discus).
De uitstulping ook wel prolaps genoemd kan tegen het ruggenmerg of tegen een zenuw gaan drukken die daardoor geïrriteerd en/of ontstoken raakt. Dit veroorzaakt meestal pijn in een been en soms in beide benen.
Druk op de zenuw hoeft geen rugpijn te geven. Bij een grote groep patiënten met een hernia zien we dus dat ze wel beenpijn hebben, maar geen rugpijn. In de literatuur worden verschillende stadia van uitstulpingen beschreven zoals op het plaatje te zien is.
Hernia’s onderin de lage rug komen bij mannen vrijwel even vaak voor als bij vrouwen. Een hernia komt zelden bij jongeren voor. In de literatuur zie je wel een toename van het aantal hernia patiënten onder jongeren. De incidentie neemt toe met de leeftijd en is het hoogst in de leeftijdscategorie van 22 tot 55 jaar. Na het 65e levensjaar zien we dat hernia’s minder frequent voorkomen.
Druk op de zenuw kan leiden tot een doof gevoel of tintelingen in het been. Ook kan het zijn dat hierdoor spieren minder goed aangestuurd worden en er een klapvoet ontstaat of dat reflexen uitvallen.
U herkent een rughernia aan de volgende symptomen
De meeste hernia’s (90%) ontstaan tussen de 3e, 4e en 5e lendenwervel, of tussen de 5e lendenwervel en het heiligbeen. Deze tussenwervelschijven worden in ons dagelijks leven het zwaarst belast. De oorzaak voor het ontstaan van een hernia is vaak langdurige buigbelasting onderin de lage rug. Denk hierbij bijvoorbeeld aan lang zitten of werken in de tuin.
Ongeveer 1 op 8 hernia’s is een nekhernia. Nekhernia’s komen minder frequent voor, omdat nekwervels nauwelijks druk te verwerken krijgen. De meest voorkomende nekhernia’s zitten tussen de 5e en de 6e (C5-6) halswervel en tussen de 6e en de 7e (C6-7),
Diagnose
Wanneer blijkt dat de symptomen bij behandeling volgens de McKenzie methode toenemen en niet te beïnvloeden zijn zullen wij van Fysiotherapie Zwolle u (terug) verwijzen naar uw huisarts, zodat deze u kan doorverwijzen naar de neuroloog.
De diagnose wordt vermoed op basis van het klachtenpatroon. Het neurologisch onderzoek laat soms tekenen zien van een zenuwwortel-beknelling (pijn tijdens het oprekken van de zenuw of afwijkende reflexen aan de benen), maar kan ook volledig normaal zijn. Een MRI scan van de onderrug kan aantonen of er daadwerkelijk sprake is van een hernia.
Behandeling
1. McKenzie Therapie
2. Pijnbestrijding
3. Operatie
McKenzie Therapie
De grootste groep patiënten met een hernia heeft baat bij behandeling volgens de McKenzie methode.
Pijnbestrijding
Wanneer behandeling volgens de McKenzie Methode niet aanslaat kan ervoor gekozen worden om de klachten te behandelen met een therapeutische transforaminale epidurale injectie.
Het doel van deze injectie is het verminderen van de zenuw irritatie waardoor er daarna weer gestart kan worden met McKenzie therapie.
De procedure van een transforaminale epidurale injectie is als volgt en wordt ten alle tijden uitgevoerd door een anesthesist:
U ligt op uw buik op de behandeltafel. Eerst ontsmet de arts uw huid, op de plaats waar u de injectie krijgt. Onder röntgendoorlichting plaatst de arts een zeer dunne naald naast de beknelde zenuw. Vervolgens spuit hij wat contrastvloeistof in om te controleren of de naald zich op de goede plaats bevindt.
Dan spuit de arts een combinatie van een plaatselijk verdovingsmiddel (Lidocaïne 2%) en een ontstekingsremmer (Decadron) in. Het kan zijn dat de pijn hierdoor even opgewekt wordt.
Direct na de injectie kan de pijn enkele uren wegblijven. Afhankelijk van de inwerking van de ontstekingsremmer blijft de pijn langere tijd weg.
Operatie
Als McKenzie therapie en injectie therapie niet aanslaan of als de hernia klachten progressief toenemen dan is de enige optie vaak nog een hernia-operatie. Hieronder vindt u een overzicht van de verschillende operatie technieken die er op dit moment toegepast worden.
Transformale endoscopische discetomie (PTED)
Tijdens de operatie lig je op je buik op de operatietafel, met de knieën iets gebogen. De chirurg maakt in je zij een sneetje van acht millimeter. Via de snede brengt hij vervolgens een naald in, tot de uitstulping. Over deze naald worden kleine buisjes geschoven. Deze zetten op en worden steeds wijder, tot zo’n 7,5 millimeter breed. Daarna brengt hij via de snede en de buisjes de endoscoop in. Dit is een flexibele buis met daarbovenop een camera en grijpertje. Hiermee kan de chirurg de hernia bekijken. Via de buisjes wordt de uitstulping en het versleten binnenste deel van de tussenwervelschijf weggehaald. Zodra de zenuw vrij ligt, hecht de chirurg de operatiewond. Als het nodig is, plaats hij een drain (slangetje) in de wond om overtollig wondvocht te verwijderen.
Micro-endoscopische herniaoperatie (MED)Deze operatietechniek is sterk vergelijkbaar met de PTED. De chirurg maakt in je zij een sneetje van drie centimeter. Door middel van buisjes wordt door de rugspier heen toegang tot de hernia gemaakt. Met behulp van een endoscoop verwijdert de chirurg het uitpuilende gedeelte van de tussenwervelschijf. Ook het versleten binnenste gedeelte verwijdert hij. Tot slot sluit de chirurg de operatiewond en brengt hij eventueel een drain aan.